Klachtplicht vs. interne bestuurdersaansprakelijkheid
De klachtplicht, een middel om onder (interne) bestuurdersaansprakelijkheid uit te komen? De Hoge Raad heeft op deze vraag in haar arrest van 26 april 2024 antwoord gegeven.
De klachtplicht
De klachtplicht uit artikel 6:89 BW bepaalt dat een schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie van de wederpartij, indien hij niet tijdig nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de wederpartij heeft geklaagd. De schuldeiser moet dus proactief handelen. Klaagt de schuldeiser niet op tijd, dan leidt dit tot verval van recht. Een ingrijpende sanctie.
De gedachte achter de klachtplicht is dat de schuldenaar in bepaalde mate wordt beschermd. De schuldenaar mag verwachten dat de schuldeiser ‘met bekwame spoed’ onderzoekt of de prestatie beantwoordt aan de verbintenis en, indien sprake is van een gebrekkige prestatie, tijdig bij de schuldenaar klaagt. Wanneer de schuldeiser pas twee jaar na het ontdekken van de gebrekkige prestatie zou klagen, kan het voor de schuldenaar vrijwel onmogelijk zijn om
a. te onderzoeken of de prestatie daadwerkelijk gebrekkig is; en
b. verweer
te voeren (bijvoorbeeld dat het gebrek niet aan hem te wijten zou zijn).
Kortom, de klachtplicht beoogt de schuldenaar te beschermen.
De interne bestuurdersaansprakelijkheid
Op grond van artikel 2:9 BW kan een bestuurder aansprakelijk zijn tegenover de vennootschap indien hij zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Een bestuurder is pas aansprakelijk indien hem een persoonlijk ernstig verwijt treft. Hiervan kan sprake zijn indien een bestuurder vermogen onttrekt aan de onderneming, een besluit neemt zonder de statutair vereiste goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders, of handelt terwijl hij een tegenstrijdig belang heeft.
Het blijft van de omstandigheden van het geval afhankelijk of een bestuurder, in een concrete situatie, een persoonlijk ernstig verwijt treft en aansprakelijk is tegenover de vennootschap. Wanneer een bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, is hij aansprakelijk voor de schade die de vennootschap lijdt.
Het kan voorkomen dat een vennootschap meerdere bestuurders heeft die tezamen het bestuur vormen. Wanneer een van de bestuurders zijn taak onbehoorlijk vervult, zijn in de regel alle bestuurders aansprakelijk, de zogenaamde collegiale aansprakelijkheid. Wel is het mogelijk dat een individuele bestuurder zich disculpeert: hij onderbouwt dan dat hem geen ernstig verwijt gemaakt kan worden en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur te voorkomen dan wel te beperken.
Klagen vereist bij interne bestuurdersaansprakelijkheid?
De rechtspraak was lange tijd verdeeld over de vraag of de klachtplicht van toepassing is op de vordering uit hoofde van interne bestuurdersaansprakelijkheid (artikel 2:9 BW). Kan een bestuurder onder de interne bestuurdersaansprakelijkheid uitkomen door het argument op te werpen dat de vennootschap niet tijdig heeft geklaagd? Ook binnen de literatuur bestond hierover discussie. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 26 april 2024 duidelijkheid geschapen en geoordeeld dat een bestuurder geen beroep kan doen op schending van de klachtplicht, ter afwering van een vordering op grond van interne bestuurdersaansprakelijkheid. Dit houdt verband met de rechtsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap. Het kan de vennootschap moeilijk tegengeworpen worden dat de bestuurder tijdens zijn aanstelling niet heeft geklaagd omtrent onbehoorlijke taakvervulling. De bestuurder vertegenwoordigt immers de vennootschap en dient tijdig te klagen.
Hetzelfde geldt wanneer een vennootschap meerdere bestuurders heeft: een bestuurder kan geen (succesvol) beroep doen op de klachtplicht. Op grond van de interne bestuurdersaansprakelijkheid zijn alle bestuurders aansprakelijk, indien één van hen zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Ook hierbij geldt dat feitelijk gezien een bestuurder zou moeten klagen tegen zijn eigen handelen. Het zou niet wenselijk zijn wanneer het verweer door de bestuurder wordt opgeworpen dat dit niet tijdig is gebeurd.
Conclusie
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 26 april 2024 geoordeeld dat de klachtplicht niet van toepassing op de interne bestuurdersaansprakelijkheid. De verhoudingen tussen de bestuurder enerzijds en de vennootschap anderzijds staan hieraan in de weg.
De uitspraak van de Hoge Raad van 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:681 is te vinden via de volgende link.